Na jaren getreuzel: karig PrEP-besluit zonder ambitie



Na jaren getreuzel: karig PrEP-besluit zonder ambitie

Gisteren maakte minister voor Medische Zorg en Sport Bruno Bruins zijn voornemen bekend om de komende vijf jaar PrEP te verstrekken aan een beperkte groep van homoseksuele mannen met hoog risico op hiv. Hij volgt daarmee enigszins het advies van de Gezondheidsraad op, die hem hierover drie maanden geleden met urgentie adviseerde.

De minister hecht groot belang aan de medische begeleiding zoals ook door de Gezondheidsraad is voorgesteld, zo stelt hij. Om die reden wil hij de verstrekking en bijbehorende driemaandelijkse medische zorg voor PrEP-gebruikers gaan organiseren vanuit vijf tot zeven GGD-regio’s. ‘Bij de keuze van de regio’s zal in ieder geval geborgd zijn dat sprake is van een goede landelijke verspreiding waarbij in ieder geval de grote steden gedekt zijn,’ aldus Bruins in zijn brief aan de Tweede Kamer.

Geen rol voor de huisarts

Minister Bruins ziet in de PrEP-zorg geen rol weggelegd voor de huisarts. PrEPnu heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat deze juist een sleutelrol dient te krijgen in het begeleiden van patiënten bij PrEP-gebruik als integraal onderdeel van hun seksuele gezondheid. De talrijke personen die hiervoor nu inmiddels bij hun huisarts terecht kunnen, hoeven straks niet te rekenen op vergoeding van de medicijnen. Ook zij zullen hiervoor dan naar de GGD moeten.

Eigen verantwoordelijkheid

Minister Bruins onderkent het volksgezondheidsbelang van de introductie van PrEP, maar dit laat ‘onverlet dat ik van mening ben dat het voorkómen van een hiv-infectie ook een persoonlijke verantwoordelijkheid is. Om de eigen verantwoordelijkheid tot uitdrukking te brengen, zal van de gebruiker een eigen bijdrage worden gevraagd van maximaal 25 procent, evenals deelname aan de medische monitoring.’ Deze eigen bijdrage gaat naar verwachting de PrEP-gebruiker zo’n 12 euro per maand kosten.

Gemixte reacties

De reacties op Bruins’ beleidsvoornemen waren nogal gemengd, van gematigd enthousiast tot teleurgesteld en kritisch.

‘Goed nieuws! Per direct een regeling,’ reageerde voorzitter Marc van der Valk van de Nederlandse Vereniging van Hiv Behandelaren geestdriftig op Twitter, een interpretatie die jammer genoeg ver bezijden de waarheid is.

Ook directeur Louise van Deth van het Aidsfonds en Soa Aids Nederland liet weten ‘bijzonder blij’ te zijn ‘dat er eindelijk een besluit is van de minister’. Maar, zegt zij, ‘wat ik mis in het besluit van de minister is de urgentie om dit snel te regelen. Hij verwacht dat PrEP-verstrekking volgend jaar van start kan gaan.’ Van Deth ziet geen enkele reden om zo lang te moeten wachten.

De directeur van de Hiv Vereniging, Pieter Brokx is erg kritisch over deze brief: ‘Wij kennen als geen ander het belang van toegankelijke hiv-preventie. Met de barrières die in deze beleidsreactie worden opgeworpen nemen we afscheid van de pragmatische en effectieve Nederlandse wijze waarop we de afgelopen decennia de hiv-epidemie te lijf zijn gegaan. Zo gaan we de gezamenlijke doelstelling van nul nieuwe hiv-infecties in 2021 nooit halen.’

Poz&Proud, een van de eersten in Nederland die PrEP bepleitten, vindt het beleidsvoornemen al met al verdacht veel klinken als ‘het AMPrEP-onderzoek nog eens overdoen in grotere setting. Normalisering van PrEP lijkt daarmee nog ver, het is kennelijk nog steeds een onderwerp dat met fluwelen handschoenen moet worden aangepakt,’ aldus de belangengroep van hiv-positieve homomannen.

Dr. Linda Duits, die zich de afgelopen jaren prominent als PrEP-activist heeft doen gelden, is opgelucht dat er nu eindelijk een einde is gekomen aan de uitsteltactiek van deze en de vorige regering. ‘Het is fijn dat PrEP nu goedkoper beschikbaar is, maar er zijn nog steeds barrières die geslecht moeten worden.’ ‘Extra zorgwekkend vind ik dat het overheidsbesluit vooral wordt gebracht als een vorm van kostenbesparing,’ merkt Duits op, ‘de betreffende groep wordt zo steeds negatief benoemd: als een potentiële kostenpost in plaats van als volwaardige burgers die zorg dragen voor hun seksuele gezondheid.’